Parasieten
Taxonomie en belangrijke begrippen uit de Parasitologie
Parasieten zijn eukaryote organismen (bacteriën zijn prokaryoten) behorende tot het dierenrijk en zijn grofweg in te delen in ééncellige parasieten (protozoën), wormen (helminthen; plathyhelminthes of platwormen waaronder de trematoda en cestoda; nematoda of rondwormen) en geleedpotigen (zoals bijvoobeeld mijten, teken, luizen, vlooien). De ééncellige parasieten en wormen leven in het lichaam van de mens (infectie) en worden daarom ook wel endoparasieten genoemd en de meeste geleedpotigen, zoals mijten, luizen en vlooien leven op of in de huid en worden daarom ook wel ectoparasieten genoemd.
Hieronder volgt een beknopt en schematisch overzicht van parasieten van de mens in het taxonomisch systeem. Over de taxonomische indeling zoals hier weergegeven bestaat geen eensgezindheid. Dit schema is gebaseerd op Beaver et. al. (1984) en Muller (2002).
PHYLUM: PROTOZOA (DIERLIJKE ÉÉNCELLIGEN) | |||
SUBPHYLUM SARCOMASTIGOPHORA (FLAGELLATEN EN AMOEBEN) | |||
Orde: | Amoebida | Entamoeba, Endolimax, Iodamoeba, Naegleria, Acanthamoeba | |
Orde: | Retortomonadida | Chilomastix | |
Orde: | Diplomonadida | Giardia | |
Orde: | Trichomonadida | Trichomonas, Dientamoeba | |
Orde: | Kinetoplastida | Leishmania, Trypanosoma | |
SUBPHYLUM APICOMPLEXA | |||
Orde: | Eucoccida | Cystoisospora, Cyclospora, Cryptosporidium, Plasmodium | |
Orde: | Toxoplasmida | Toxoplasma, Sarcocystis | |
SUBPHYLUM CILIOPHORA (CILIATEN) | |||
Orde: | Trichostomatida | Balantidium | |
PHYLUM: PLATYHELMINTHES (PLATWORMEN) | |||
Klasse: Trematoda ('botten') | |||
Orde: | |||
familie | Schistosomatidae | Schistosoma | |
familie | Paragonimadae | Paragonimus | |
familie | Opistorchidae | Clonorchis, Opisthorchis | |
familie | Dicrocoelidae | Dicrocoelium | |
familie | Fasciolidae | Fasciola, Fasciolopsis | |
familie | Heterophyidae | Heterophyes, Metagonimus | |
Klasse: Cestoda ('lintwormen') | |||
Orde: | Cyclophyllidea | ||
familie | Taeniidae | Taenia, Echinococcus | |
familie | Hymenolepidae | Hymenolepis | |
familie | Dipylididae | Dipylidium | |
Orde: | Pseudophyllidea | ||
familie | Diphyllobothriidae | Dibothriocephalus, Diphyllobothrium, Spirometra | |
PHYLUM: NEMATODA (RONDWORMEN) | |||
Klasse: Aphasmidia | |||
Trichinellidae | Trichinella, Trichuris, Capillaria | ||
Klasse: Phasmidia | |||
Orde: | Rhabditida | Strongyloides | |
Orde: | Strongylida | Ancylostoma, Necator, Oesophagostomum, Ternidens, Trichostrongylus | |
Orde: | Ascaridida | Ascaris, Toxocara, Anisakis | |
Orde: | Oxyurida | Enterobius | |
Orde: | Spirurida | ||
superfamilie | Gnathostomoidea | Gnathostoma | |
superfamilie | Filarioidea | Wuchereria, Brugia, Loa, Onchocerca, Mansonella, Dirofilaria | |
superfamilie | Dracunculoidea | Dracunculus | |
OVERIGE | |||
- De taxonomische indeling binnen het phylum van de Arthropoda (geleedpotigen) is niet weergegeven. De twee grote hoofdgroepen die als ectoparasieten bij de mens voorkomen zijn de Arachnida (spinachtigen, zoals teken en mijten) en de Insecta (met o.a. vlooien, luizen, vliegen, muggen en wantsen). - Pneumocystis wordt thans niet meer bij de protozoa ingedeeld maar bij de gisten. De taxonomische positie van de microsporidia is omstreden. Een protozo of een gist? Pentastomida worden in een apart phylum geplaatst, met twee (zeldzame) vertegenwoordigers: Armillifer en Linguatula. |
Een aantal termen die gebruikt worden bij parasitaire infecties: | |
Parasitologie: | De kennis over (de leer van) parasieten en parasitaire infecties |
Gastheer: | De gastheer is het organisme waarin of waarop de parasiet leeft. De parasiet kan tijdens zijn levenscyclus van gastheer wisselen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen parasieten die maar één gastheersoort parasiteren (monoxeen) en parasieten die van gastheersoort kunnen wisselen (heteroxeen; bijvoorbeeld de lintworm Taenia saginata die voor de levenscyclus afhankelijk is van zowel de mens als het rund). Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt tussen gastheren waarin de ongeslachtelijke vermenigvuldiging van de parasiet plaats vindt (tussengastheer) en gastheren waarin de geslachtelijke vermenigvuldiging/ontwikkeling van de parasiet plaats vindt (eindgastheer). Een groot aantal parasieten, die de mens infecteren worden ook aangetroffen in andere dieren. Deze dieren (gastheren) kunnen daarom optreden als infectiebron voor de mens; we spreken dan van reservoir gastheren. |
Transmissie: | Overdracht (transmissie) van parasieten van de ene gastheer naar de andere kan op verschillende manieren plaatsvinden. Bijvoorbeeld door direct (lichaams)contact tussen de gastheren (bijvoorbeeld bij vlooien, mijten, luizen), door het eten van vlees (bijvoorbeeld lintwormen) of vruchten (bijvoorbeeld vossenlintworm) die parasieten, larven of eieren van parasieten bevatten, door contacten met huisdieren (bijvoorbeeld Toxoplasma). Een aantal parasieten, voornamelijk protozoën maar ook wormen, worden overgebracht door ongewervelde dieren, zoals muggen, vliegen en teken. Deze worden de vectoren van de parasiet genoemd. |
Vectoren: | Ongewerveld organismen zoals muggen, vliegen en teken, die zorgdragen voor de overdracht (transmissie) van de parasiet van de ene mens naar de andere. |
Levenscyclus: | De hele cyclus van vermenigvuldiging en (a)sexuele voortplanting van de parasiet in de verschillende gastheren en de transmissie tussen deze gastheren. |
Prepatente periode: | De prepatente periode van een infectie is de tijd dat een parasiet aanwezig is in de gastheer, voordat een parasitologisch bewijs van de aanwezigheid van de parasiet gegeven kan worden. Dit is bijvoorbeeld de periode tussen het infectiemoment en het tijdstip dat wormeieren in de ontlasting verschijnen of dat parasieten in het bloed worden gevonden. |
Accidenteel parasitisme: | Bij accidenteel parasitisme wordt een parasiet slechts uiterst zelden in een bepaalde gastheersoort aangetroffen, hoewel hij er goede ontwikkelingskansen in heeft. Meestal komt dat doordat de ontmoetingskans tussen parasiet en de gastheer klein is. Bij de mens is dat bijvoorbeeld het geval met de hondenlintworm Dipylidium caninum. |
Facultatief parasitisme: | Bij facultatief parasitisme leven de parasitaire organismen gewoonlijk vrijlevend zonder gastheer maar kunnen zich ook in bepaalde gevallen als parasiet gedragen (b.v. amoeben van het geslacht Naegleria, die aanleiding geven tot meningo-encephalitis bij de mens; larven van de gewone groene bromvlieg, die soms schade aan gezond weefsel toebrengen). |
Zoönose: | Een parasitaire infectie van zoogdieren, waarbij de mens als gastheer kan optreden. Zoogdieren vormen het reservoir van waaruit de mens geïnfecteerd raakt. |
Commensaal: | Een parasiet waarvan de gastheer geen (aantoonbaar) nadeel van ondervindt. Veel voorbeelden van commensalisme zijn bekend onder de parasieten van de mens; het duidelijkst bij parasieten die in de darmen leven (b.v. de amoebe Entamoeba coli). |